Samen stad maken in Den Haag

Voorgelezen column bij stadsdebat Woonvisie Den Haag

Gemeente Den Haag heeft de ambitie uitgesproken om samen de stad te maken. Mij hebben ze wel nieuwsgierig gemaakt, want hoe ga je dat nu doen? Gebeurde dit niet al eerder? Laten we eens op ontdekkingstocht gaan.

De Agenda Ruimte voor de Stad, dat net vorige maand in concept is afgerond,  is in cocreatie tot stand gekomen. Nou ben ik benieuwd of u in de zaal een idee hebt hier wat met cocreatie wordt bedoeld. Steekt u maar de hand op als u wel beeld heeft.

Wikipedia geeft de volgende definitie: cocreatie is een vorm van samenwerking, waarbij alle deelnemers invloed hebben op het proces en het resultaat van dit proces, zoals een plan, advies of product. Kenmerken van cocreatie zijn dialoog, ‘common ground’, enthousiasme, daadkracht en focus op resultaat. Om beter beeld te krijgen wat gemeente Den Haag hieronder heeft verstaan, heb ik door dit document gebladerd. En ik zie dat cocreatie wordt ingevuld door een startconferentie, stadsverkenningen, stadsdeelverkenningen, stadsdebatten en regionale gesprekstafels. Volgt u het nog? In het document zie ik prachtige foto’s van deelnemers aan die cocreatie, tenminste dat neem ik aan, met mooie quotes. Zoals die van Nicole Olvers, ‘het begint al bij kleine dingen, zoals meer bloemen en planten op je balkon zetten. Ik weet zeker dat bewoners in actie te brengen zijn als je ze betrekt bij de wijk’. Deze bladzijden fleuren ook de nota op, die verder natuurlijk bol staat van tekst en kaarten. Op bladzijde 17 zien we de toelichting op dat samen stad maken. Het gaat uit van een intensieve wisselwerking tussen bottom-up stadmaken en een top-down planning. Dat doen we langs vier sporen: cocreatie van ruimtelijke plannen, ruimten bieden aan initiatieven, samenwerking met stakeholders en stadsdebatten over de toekomst van de stad. Zo’n stadsdebat is bijvoorbeeld vandaag, stel ik mij zo voor, met als thema de Woonvisie. Via allerlei kanalen bent u gevraagd mee te doen. Praat, denk en discussieer mee over het wonen in Den Haag hier vandaag. Ik heb begrepen dat de Woonvisie nu niet in cocreatie tot stand zal komen maar wel in participatie. Om u even bij de les te houden, participatie betekent actieve deelname. Maar met alle aandacht voor burgerparticipatie, veronderstel ik u niets nieuws te vertellen. Waar ik heel benieuwd naar ben, is naar uw verwachtingen wat er met uw mening zal gebeuren.

Laten we eerlijk zijn, gemeenten zijn nog niet zo bedreven aan het invullen van dat begrip ‘participatie’. En dat geldt echt niet alleen voor gemeente Den Haag. We hebben tenslotte ons gemeentebestuur democratisch gekozen en zij hebben een college en een werkapparaat om het vastgestelde beleid uit te voeren. Hiervoor wordt de metafoor van de roeiboot gehanteerd: het bestuur oftewel de politiek is de stuurman en de uitvoerende organisaties oftewel de ambtenaren zijn de roeiers. Dit systeem gaat uit van een heel duidelijk doel voor ogen. De vraag is natuurlijk, waar is de ruimte voor burgers in deze metafoor? Zij zullen dan wel snel als extra ballast of tegenwind zijn ervaren.

De wereld is in beweging en we zijn allemaal doende om onze veranderende rollen en verantwoordelijkheden te definiëren. Wat is die beweging precies? Ik val hiervoor terug op de theorie van een wetenschapper, hoogleraar Veiligheid en Veerkracht van de Vrije Universiteit: Hans Boutellier. Hij geeft aan dat de wereld zo ingewikkeld is geworden dat we deze op een andere manier zullen moeten begrijpen dan we gewend zijn. Alles wordt anders en door de ontwikkeling van de informatietechnologie gaat dat ook nog eens erg snel. De samenleving lijkt daarmee alle kanten op te gaan, complexiteit zonder richting. Maar is dat nu echt zo, heeft de netwerksamenleving geen richting? Om hier grip op te krijgen heeft Hans Boutellier hiervoor de term de improvisatiemaatschappij geïntroduceerd. U zult wel denken, dat helpt mij weinig verder. Misschien helpt het als ik de metafoor toelicht dat hij hiervoor gebruikt.

Beschouw de maatschappij van vroeger als een symfonie orkest. Ieder lid van het orkest krijgt zijn partituur uitgeschreven voor zijn of haar instrument. Dit is van tevoren helemaal uitgedacht. Vòòr het orkest staat de dirigent, een strenge leider die erop toeziet dat iedereen precies op tijd doet wat is afgesproken. Als iedereen zijn werk goed doet, dan krijgen we aan het eind precies wat we hadden verwacht. En het publiek applaudisseert keurig als het stuk ten einde is. In de improvisatiemaatschappij zijn we een jazzorkest. De muziek is niet van tevoren uitgeschreven maar de leden van het orkest hebben wel een idee waar het heen zal gaan. Er wordt een akkoordenschema afgesproken, waar een ieder zich aan houdt. Men gunt elkaar de ruimte voor een solo, maar met een lichte knik – er is tenslotte geen dirigent – wordt duidelijk dat de solo ten einde komt en dat er ruimte is voor anderen. Niemand weet dus van tevoren hoe het stuk zal klinken, maar ze hebben er vertrouwen in dat het goed komt. De leden zijn tenslotte allemaal vakmensen. En het publiek klapt als het ze bevalt, dat kan zijn na een goede solo of na een opzwepend deel van de muziek. En de musici reageren hier weer op. Zo wordt ook het publiek onderdeel van de  muziek. Ikzelf vind dit een geruststellende gedachte. We kunnen dus in een complexere omgeving toch ook samen mooie dingen maken.

Als de gemeente Den Haag wil werken in deze improvisatiemaatschappij en als zij de wens voor samen stadmaken uitspreken, wat moet zij dan doen? De bestuurders moeten zich bewust zijn dat zij constant zal moeten bijstellen, afstemmen, optrekken of afremmen. Daarvoor moeten zij zicht hebben op wat er in de omgeving gaande is, een voelspriet in de samenleving hebben, en de afstemming met de omgeving regelen. Zij moet niet denken alle wijsheid in pacht te hebben, want anders hoeft ze u toch vanavond niet uit te nodigen? Het bestuur heeft de richting al uitgezet, maar nog niet de exacte koers of het eindpunt. Zo heeft de wethouder zich al uitgesproken over een verdichte, inclusieve stad zonder daar al een eindbeeld bij te hebben.

Een manier om mensen uit te nodigen om mee te doen, is om niet alleen reacties te vragen op voorstellen die al zijn uitgewerkt. Zo zijn er namelijk al woontafels met vooral professionals geweest ter voorbereiding van deze bijeenkomst. Maak de burgers onderdeel van de oplossing door niet de voorstellen maar ook de vragen voor te leggen. Laat ons vanavond met voorstellen komen hoe bijvoorbeeld de verdichting in de stad kan worden gerealiseerd. Ik ben benieuwd of dat vanavond ook gaat lukken. En de ambtenaren hoeven zich helemaal geen zorgen te maken dat er geen werk voor ze over blijft. Want deze professionals, leden van de jazzorkest,  moeten dit alles weer vertalen in concrete onderdelen van de Woonvisie. Door te kanaliseren – richting geven en begrenzen – komen we dan van plan ook tot realisatie van de Woonvisie.

Zij die al ooit eerder een initiatief hebben aangedragen bij een gemeente voor een ontwikkeling, een bijeenkomst of een activiteit zullen het wel eens ervaren hebben dat de molens bij de gemeente soms langzaam draaien. Zo wordt het in ieder geval ervaren. En de reden dat we hier boos over worden, heeft te maken met het feit dat niet zozeer de planning in de war wordt geschopt maar dat de timing niet meer klopt. Als nu ook de gemeente zich inleeft in het initiatief en begrijpt waarom de timing zo van belang is, dan kunnen we gezamenlijk de planning hierop aanpassen. Dit klinkt toch anders, vindt u niet? En als ze zich nou ook de tijd gunnen om de initiatiefnemer beter te leren kennen, dan begrijpen ze zijn/haar drijfveer veel beter. Dat biedt de mogelijkheid om bijvoorbeeld het initiatief aan een ander te koppelen waardoor ze beide beter worden. Waar we nog niet zo bedreven in zijn, is verwachtingenmanagement. We zijn wel bedreven in elkaar aan het lijntje houden, maar daar wordt niemand gelukkig van. We zouden naar elkaar moeten uitspreken wat we van de ander verwachten en we mogen elkaar dan ook aan deze afspraak houden. Ik hoop dat u – voordat u aan de tafels gaat – een beeld hebt van wat er van u wordt verwacht en wat u van de mensen van de gemeente verwacht. Misschien wel goed om dat tegen elkaar uit te spreken alvorens aan de slag te gaan.

En daarmee kom ik op een heel belangrijk punt, communicatie. Vele gemeenten hebben hard gewerkt aan een klantvriendelijke benadering, maar de meningen of dat is gelukt zijn nogal verdeeld. En op zich is dat niet vreemd. Als je spreekt over klantvriendelijkheid, dan ga er ervan uit de burger klant is, maar is dat wel reëel? Een klant heeft toch vrije keuze? Ik kan toch niet voor mijn aanvraag voor een omgevingsvergunning om te bouwen naar gemeente Rotterdam als de houding van de gemeente Den Haag mij niet bevalt? Ik kan niet eens om een andere ambtenaar vragen als ik niet verder kom, in de winkel kan dat wel. We zijn dus bij de overheid helemaal geen klant, laten we dat dan ook maar niet meer zo noemen. We zijn inwoner of burger. Maar een beetje meer persoonlijke communicatie kan in deze relatie ook wel. Geen onpersoonlijke brieven die je het gevoel geven dat die niet echt voor jou bestemd is. In de zakelijke wereld ga je toch ook met elkaar aan tafel om tot afspraken te komen en bel je toch als het niet lukt om elkaar echt fysiek te treffen. Dan gun je elkaar de kans om elkaar te raken en er dan ook beiden echt voor te gaan.

Ik hoop niet dat de moed bij u in de schoenen is gezakt want dat is zeker niet mijn bedoeling. Ik geloof namelijk in participatie en heb er ook goede ervaringen mee. Het kan echt. Ik heb zelf mogen werken met de gemeente Nijmegen aan het ophalen van ideeën voor de Waalkade. We hebben bijna 800 ideeën uit de stad weten op te halen, zowel door ateliers, bijeenkomsten in het informatiecentrum, het internet en social media. En in een gemengd team van ambtenaren en burgers (in dit geval vooral ondernemers) zijn de 800 ideeën verwerkt tot 3 verschillende scenario’s. De scenario’s zijn weer aan de stad voorgelegd. Goed 2.000 mensen hebben hun mening gegeven door het invullen van een korte enquête. Het winnende scenario is met bijbehorende argumentatie in een raadsvoorstel verwerkt en door de gemeenteraad aangenomen. En weet u nu wat de grote winst is? Niet alleen dat iedereen weet welke richting gezamenlijk is gekozen. Nee, er zijn ondertussen al samenwerkingen ontstaan tussen mensen die aan de participatie hebben deelgenomen en die hollen met hun ideeën nu voor de troepen uit, en in de goede richting. Dat noem ik pas samen stadmaken.

 



deze column is gepubliceerd op

Delen: